Er was eens een artisanale bakkerij, ergens in een gezellig dorp met kasseien, geurige ochtenden en mensen die nog tijd namen om goeiedag te zeggen. De bakkerij werd gerund door een koppeltje — zij met bloem op haar wangen, hij met een twinkel in de ogen en een obsessie voor perfect gerezen deeg. Ze maakten het béste krentenbrood van het land. Niet zomaar lekker, maar legendarisch. Mensen reden kilometers om het te proeven. Het geheim? Liefde, tijd… en een royale portie krenten.
Op een dag klopte er een investeerder aan. Een man in een strak pak met glimmende schoenen en een PowerPoint. Hij zag kansen. Groei! Schaal! Marges! De bakkers keken elkaar aan, knikten voorzichtig, en verkochten hun zaak met een mengeling van trots en weemoed.
De bakkerij groeide. Filialen openden in elke stad. Overal hetzelfde recept. Het krentenbrood bleef populair. Tot er een CFO werd aangesteld. Een man die zijn rekenmachine meer vertrouwde dan zijn smaakpapillen. Hij telde 20 krenten per brood. "Als we er 18 in doen," dacht hij, "merkt niemand het, en stijgt de marge." Zo geschiedde. En jawel, het bleef een succes.
Toen kwam er een MBA bij. Je weet wel, zo eentje die denkt dat een spreadsheet de menselijke ervaring perfect kan vatten. Hij telde de krenten. "15 moet volstaan," dacht hij. "Het verschil is verwaarloosbaar." De bakkerijen bleven draaien, de cijfers zagen er goed uit.
Maar groei heeft honger. Dus kwam er nóg een MBA. En nog één. Elk met een plan. Elk met een grafiek. Elk met minder krenten.
Tien krenten. Vijf. Uiteindelijk één. Eén eenzame, verdwaalde krent in een zee van droog deeg.
De klanten kwamen nog eens. Keken naar het brood. Namen een hap. En kwamen nooit meer terug.
De raad van bestuur zat bijeen. Grafieken toonden dalende lijnen. Presentaties stelden vragen. “Wat is er gebeurd? Het was toch een succesverhaal?”
Maar niemand dacht eraan om gewoon even dat brood opnieuw te proeven.